Stine en Teit, twee typische kunstenaars en intellectuelen uit de middenklasse, verruilen Kopenhagen voor een ongerept bos in buurland Zweden. Tot hun grote schrik blijkt er daar iets vreemds aan de hand. Hun zoon Nemo is er plotseling van overtuigd dat zijn moeder zijn moeder niet meer is. Als Stine en Teit hun nieuwe buren ontmoeten begrijpen ze waarom: die zien er namelijk precies zo uit als zij – het zijn hun vleesgeworden spiegelbeelden.
Weerspiegelingen en dubbelgangers dienen zich vanaf het eerste shot aan als thema: we zien een landschap met een meer, maar dan 90 graden gedraaid, waardoor het water verticaal door het midden van het beeld stroomt. Pas als het beeld wordt gedraaid, zien we welke kant de weerspiegeling is. En later zien we in een glazen deur de reflectie van een moeder en kind.